©2008 t/m 2011 Alle rechten voorbehouden
Gouda is ontstaan in de elfde eeuw bij de monding van de Gouwe in de Hollandse IJssel. De nederzetting werd snel van grote betekenis. De monding van de Gouwe werd uitgebreid tot haven. De stad profiteerde vooral van de drukke binnenvaart tussen Vlaanderen en Holland.
In 1272 kreeg Gouda stadsrechten van graaf Floris V van Holland. In de middeleeuwen
ontwikkelde Gouda zich tot een belangrijk handels-
Veel inwoners werkten in de verschillende bierbrouwerijen die de stad rijk was. Bovendien bestond er een aanzienlijke lakennijverheid en werden pijpen en plateel geproduceerd. Goudse lakens, Goudse pijpen en Gouds aardewerk werden ook geëxporteerd en genoten grote nationale en internationale bekendheid. Gouda werd de vijfde stad van Holland.
Tot het begin van de Tachtigjarige Oorlog in 1568 heeft Gouda een belangrijke handel
in bier en een welvarende lakenindustrie. Met het begin van de oorlog kwam het einde
aan de mogelijkheid het bier te exporteren, waarna de bierhandel in Gouda inzakte
en de meeste brouwerijen verdwenen. In 1572 wordt de stad bezet door de geuzen onder
leiding van Adriaen van Swieten. Er vinden plunderingen plaats en het stadsbestuur
besluit de Sint-
In 1573 wordt de voormalige katholieke Sint-
Tot het Twaalfjarig Bestand heerst er in Gouda -
Tussen 1570 en 1680 wordt Gouda geteisterd door vier zware pestepidemieën. De zwaarste pestepidemie was die van 1673 toen 2.995 mensen stierven (20% van de bevolking). Voor de pestlijders wordt in 1614 achter het leegstaande Maria Magdalenaconvent op de Varkensmarkt een pesthuis gebouwd. Het stadsbestuur treft tijdens de pestepidemieën tal van maatregelen om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Besmette huizen worden gesloten, bedstro en huisvuil moeten buiten de stad worden verbrand en pestlijders worden verplicht tot het dragen van een witte stok om daarmee goederen, die zij willen kopen aan te wijzen. De slachtoffers vallen allereerst onder de armsten van de stad, maar naarmate de epidemie heviger is, worden ook de rijkere burgers niet gespaard.
Na 1730 keert het economische tij en maakt de stad een periode van langdurig verval
mee, die zou duren tot ver in de 19e eeuw. Gouda is in die periode één van de allerarmste
steden van het land. De begrippen 'Gouwenaar' en 'bedelaar' werden -
Pas in de tweede helft van de 19e eeuw gaat Gouda profiteren van het verbeterde economische
klimaat. Nieuwe bedrijven als de Stearine Kaarsenfabriek (1853) en de Machinale Garenspinnerij
(1862) fungeren daarbij als 'trekpaarden'. In 1855 wordt het station Gouda in gebruik
genomen aan de nieuwe spoorlijn Rotterdam -
Pas geleidelijk beseft Gouda het economisch belang van deze spoorverbindingen. Aanvankelijk weigert het gemeentebestuur te investeren in de kosten van een station, dat op het grondgebied van de gemeente Broek is gelegen. Pas na een latere grenscorrectie komt het station in de gemeente Gouda te liggen. In 1869 wordt een nieuw stationsgebouw gerealiseerd. Daarna wordt gezorgd voor een betere aansluiting van het station op het stratenplan van Gouda.