©2008, 2009 Alle rechten voorbehouden
Suolle (Zwolle) betekent heuvel of drempel. Zwolle ligt op een uitloper van de noordoost Veluwse stuwwal tussen de IJssel en de Vecht. Ook bij de hoogste waterstanden liep deze plek niet onderwater. Ideaal dus voor een vroege bewoning.
Al omstreeks 800 woonden hier mensen. De naam Zwolle wordt voor het eerst genoemd in 1040.
Waarschijnlijk woonden hier toen vooral vrije boeren, die zich hier mochten vestigen na hun voorafgaande “soldatenleven”. Zwolle was in die tijd dus geen handelsplaats.
De stad kreeg in 1230 stadsrechten. Dit was de beloning van de bisschop van Utrecht voor de steun van de Zwollenaren in zijn strijd tegen opstandige Drentse boeren.
Alle papieren zijn verloren gegaan bij de grote stadsbrand van 1324. De stad was in brand gestoken door een roofridder, de heer van Voorst.
In 1361 werd de stad opnieuw door deze roofridder in brand gestoken. Hoog tijd om krachtig op te treden tegen roofridders in zijn algemeenheid en de heer van Voorst in het bijzonder.
De bisschop van Utrecht en de steden Deventer, Zwolle en Hattem verenigden zich in de strijd tegen de roofridders. Het kasteel van Voorst werd langdurig belegerd.
Eerst leek het er niet op dat een verovering zou lukken. Maar een gelukkig toeval kwam te hulp.
Door de belegeraars werden kadavers over de kasteelmuur geschoten. Eén zo’n kadaver kwam terecht in de waterput. Daarna braken in het kasteel allerlei nare ziekten uit, zoals dysenterie.
Het roofridder slot moest zich overgeven en is tot de laatste steen afgebroken. Ook andere roofridder kastelen werden aangepakt. In 1380 werd het slot in Eerde ingenomen, in 1381 dat in Lage. In 1407 werd het zeeroversnest Kuinre aangepakt. Nu waren zowel de Vecht als de Zuiderzee veilig te bevaren.
In 1407 werd Zwolle voor de tweede keer lid van de Hanze stedenband. De 15e eeuw was voor Zwolle een gouden eeuw, maar dat kwam maar ten dele door het Hanze lidmaatschap.
Net in deze jaren kwam er wat de klad in.
De welvaart groeide meer doordat Zwolle steeds meer privileges van de landsheer kreeg,
vooral om de aan-
In de 15e eeuw was Zwolle het centrum van de Moderne Devotie, een nieuwe kerkelijke
beweging binnen de Rooms-
De moderne devoten wensten een sobere, eenvoudige leefwijze en zij hadden kritiek op die van de toenmalige geestelijkheid. De Moderne Devotie liep dan ook vooruit op het protestantisme, terwijl het ook verbindingen had met de renaissance en het 16e eeuwse humanisme.
Initiatiefnemer van de beweging was Geert Grote, die stamde uit een magistraatsfamilie
in Deventer. Na een onstuimige studententijd kwam hij tot inkeer en in 1374 schonk
hij zijn huis aan vrome vrouwen. Het waren alleenstaande vrouwen die samenwoonden
en -
Stilte, ingetogenheid en trouwe uitoefening van godsdienstige plichten waren kenmerkend voor het leven van de broeders en de zusters des gemenen levens, zoals de moderne devoten zich ook wel noemden. De regels waaronder de broeders en zusters des gemenen levens leefden, waren dan ook bijna kloosterregels. Zij wensten niets anders dan de deugdzaamheid en soberheid, zeker ook waar het hun huizen betrof. Dat waren simpele burgerwoningen.
Zwolle en de gilden.
De tegenhangers van de moderne devoten, die zich richtten op het welzijn, waren de gilden die de welvaart van hun leden op het oog hadden. Een gilde was per ambacht georganiseerd. Lid van een gilde werd je niet zomaar.
Op zeven jarige leeftijd trad je als leerling bij een meester in dienst. Op veertien jarige leeftijd werd je gezel. Pas op 21 jarige leeftijd kon je de meesterproef afleggen.
Het gildesysteem waarborgde vakmanschap en gaf sociale zekerheid in onzekere tijden. In de loop der tijd werd het aantal meesters per gilde beperkt, wat zorgde voor een bepaalde exclusiviteit. Allerlei groepen werden uitgesloten, zoals onechte kinderen, horigen en Joden.
De gilden eisten en kregen in 1413 een aandeel in de Zwolse stadsregering. Vandaar uit werd de Moderne Devotie hard aangepakt door middel van nieuwe stadsrechtbepalingen. De bisschop van Utrecht voerde een staatsgreep uit in Zwolle, die wel lukte maar geen blijvend succes met zich meebracht.
In 1528 werd de bisschop van Utrecht als landsheer opgevolgd door Karel V. In 1555 werd zijn zoon, Philips II, de landheer. Na de inname van Den Briel op 1 april 1572 brak in Holland de opstand tegen de Spanjaarden uit.
De ene na de andere stad verklaarde zich voor Willem van Oranje en tegen Philips II. Willem van Oranje, die in 1568 naar zijn voorvaderlijk slot de Dillenburg gevlucht was, keerde via Zwolle naar Holland terug. Het was trouwens de tweede keer dat hij in Zwolle kwam. Al in 1545, één jaar nadat hij prins van Oranje was geworden, kwam hij namelijk, als twaalfjarige page in het gevolg van Karel V mee naar Zwolle.
Alva kreeg Zwolle in zijn macht. In 1580 ontketende Lubert Ulger in Zwolle een opstand. Onder zijn leiding werden op 15 juni van dat jaar de katholieken en de Spaanse troepen bij een straatgevecht in de Diezerstraat verslagen.
Kort daarna, in augustus, kwam Willem van Oranje opnieuw naar Zwolle om orde op zaken te stellen. En ook in augustus van de jaren 1582 en 1583 was hij gast van het Zwolse gemeentebestuur.
Stadhouder voor Overijssel en daarmee ook voor Zwolle werd in 1590 prins Maurits, de zoon van Willem van Oranje. Na zijn overlijden in 1625 werd hij opgevolgd door Frederik Hendrik. In 1630 werd het stadhouderschap in mannelijke lijn erfelijk verklaard. Dat betekende dat Frederik Hendrik bij zijn dood in 1647 werd opgevolgd door zijn zoon Willem II.
Met diens overlijden in 1650 brak voor Overijssel het eerste stadhouderloze tijdperk aan, dat tot 1672 duurde. In dat jaar werd Willem III stadhouder. Na zijn dood in 1702 volgde een nieuw stadhouderloos tijdperk, tot 1748. Toen werd Willem IV tot stadhouder benoemd. In 1766 bereidde Zwolle, als uiting van onderdanigheid, een luisterrijk ontvangst aan Willem V.
Na het midden van de 18e eeuw ontstond een nieuwe politieke beweging die zich afkeerde van de stadhouder en zich tegen de regentenmacht keerde. Het was de tamelijk democratische beweging van de zogenaamde Patriotten.
Zowel de economische achteruitgang, de zwakke regering van Willem IV als het ongeïnspireerde stadhouderschap van Willem V bevorderden de groei van de beweging.
Vooral in de 18e eeuw, maar ook nog in de 19e eeuw, was Zwolle een uitermate belangrijk knooppunt van verkeer en daardoor ook van de handel.
Destijds speelde het meeste verkeer zich over water af, dat meer betrouwbaar en zekerder was dan het vervoer over land. Daar kon men, omdat de wegen ongeplaveid waren, voor tal van verrassingen komen te staan. Vanuit Zwolle werden dan ook zeer geregelde diensten op tal van steden in Nederland onderhouden.
In de 18e eeuw werd Zwolle een uiterst belangrijk handelscentrum. De handel tussen Duitsland en Holland koos steeds vaker de route via Zwolle i.p.v. via Deventer.
Door haar belangrijke internationale expeditiebedrijvigheid groeide Zwolle economisch uit tot de hoofdplaats van Overijssel. In 1675 was in Zwolle het gemiddelde inkomen per burger het hoogste van Overijssel en zelfs twee maal zo hoog als dat in Kampen. En ook in de 18e eeuw bleef het het hoogste al daalde het ten gevolge van de enorme bevolkingsgroei.
Met de huisvesting was het echter minder rooskleurig, al verrezen er tal van herenhuizen omdat de stad ook populair werd als woonplaats voor renteniers. In 1723 telde Zwolle bijv. 51 bewoonde kelders op totaal 2.000 huizen.
Later, in de Franse tijd, verslechterde de economische situatie in Zwolle snel. Door het Continentaal stelsel stagneerde de internationale transitohandel en bedrijven die voor de internationale markt produceerden, verdwenen.